De banenafspraak is nog geen baangarantie
De banenafspraak is een prachtig initiatief met een nobel doel: meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk helpen. In theorie zou dit moeten betekenen dat werkgevers extra banen creëren en dat mensen die onder de Participatiewet vallen eenvoudiger een passende baan vinden. Maar in de praktijk blijkt dit vaak lastiger dan gedacht. De lastigheid – vanuit ons perspectief – schuilt niet zozeer in de bananafspraak zelf; vrij veel mensen blijken tussen wal en schip te vallen, omdat zij niet onder de Participatiewet vallen, maar deze eigenlijk wel nodig hebben.
Allereerst: de Banenafspraak wérkt
Even een kleine disclaimer. Dit is géén blog om zuur te doen over de Participatiewet of de Banenafspraak. De Banenafspraak werkt namelijk. En het succes is groeiende. Meer en meer overheden en bedrijven creëren banen voor mensen die instromen via de Participatiewet. Dit komt erop neer dat mensen met een vorm van een arbeidsbeperking voorrang krijgen bij het vullen van een deel van de vacatures. Werkgevers die kandidaten uit de Participatiewet aannemen, worden hiervoor gecompenseerd. Deze medewerkers zijn namelijk niet 100% belastbaar. De werkgever betaalt de werknemer naar belastbaarheid en met behulp van subsidies wordt het loon aangevuld naar 100%. Iedereen wint.
Maar er is een groep die tussen wal en schip valt
Toch is de Participatiewet/Banenafspraak niet een oplossing voor iedereen. Zo vallen veel van onze kandidaten tussen wal en schip. Om op deze manier in aanmerking te komen voor een baan, gaat het om de volgende voorwaarden:
- Mensen met een Wajong-uitkering(maar alleen als zij geen volledige arbeidsongeschiktheid hebben en kunnen werken).
- Mensen die eerder in de sociale werkvoorziening (WSW) werkten, maar door de afschaffing van de WSW nu onder de Participatiewet vallen.
- Mensen met een indicatie voor de banenafspraak, wat betekent dat ze door een arbeidsdeskundige (bijvoorbeeld van het UWV) beoordeeld zijn als iemand die alleen met ondersteuning kan werken
Hier kan de schoen wringen, want er wordt een harde scheiding gemaakt: óf je valt binnen de participatiewet, óf je valt er buiten. In de praktijk werkt het echter niet zo eenvoudig.
Wat is “regulier”?
Veruit de meeste van onze kandidaten worden door het systeem gezien als reguliere werknemers. Maar wat is “regulier”? Zij vallen niet onder de Participatiewet. Formeel zijn zij in staat om voor 100% te werken en hebben zij geen beperking. Toch lopen zij tegen vergelijkbare problemen aan als medewerkers die wél onder de Participatiewet vallen.
Niet alle beperkingen zijn even meetbaar. Iemand die een lange tijd in detentie heeft gezeten, zal formeel worden geclassificeerd als iemand zonder beperkingen. Uit ervaring weten wij echter dat zij juíst tegen beperkingen aanlopen waar doorgaans geen rekening mee wordt gehouden. Het kan ook zeer lastig zijn om hier rekening mee te houden. Het gaat namelijk meestal niet om een fysiek waarneembare beperking of om een diagnose. Het gaat om detentieschade. Detentie doet iets met een mens en kan ervoor zorgen dat iemand, ondanks alle inspanningen, nog niet direct 100% inzetbaar is.
Veel kandidaten die als regulier worden gezien, zijn dit dus niet. En dat op een manier waar eigenlijk geen rekening mee wordt gehouden. Voor veel beperkingen is een naam en is een label of classificatie. De problemen waar ex-gedetineerden mee kunnen worstelen, vliegen onder de radar. Ze zijn minder zichtbaar, ze zijn minder bekend, maar daardoor zijn ze niet minder ernstig.
Wat is dan het concrete probleem?
De Participatiewet biedt loonkostensubsidies, jobcoaching en andere ondersteuning. Maar als iemand nét niet aan de criteria voldoet – bijvoorbeeld omdat hij of zij in het verleden een reguliere baan heeft gehad of geen vastgestelde arbeidsbeperking heeft – dan vallen deze opties weg. Hierdoor komen veel werkzoekenden in een grijs gebied terecht: niet geschikt voor de reguliere arbeidsmarkt, maar ook niet in aanmerking komend voor gerichte ondersteuning.
Deze mensen worden in statistieken als “reguliere werkzoekenden” gezien, maar in de praktijk hebben ze wel degelijk extra begeleiding nodig. Werkgevers die openstaan voor inclusief werkgeverschap, krijgen te maken met een probleem: zij kunnen subsidies en begeleiding krijgen als iemand onder de Participatiewet valt, maar niet als iemand nét buiten de doelgroep valt. Dit maakt het voor hen minder aantrekkelijk om een kandidaat met een afstand tot de arbeidsmarkt aan te nemen, tenzij ze daar uit eigen middelen in kunnen investeren.
Wat is de oplossing?
Een kant-en-klare oplossing hebben wij ook niet. Wij proberen de oplossing te zijn, door zelf te investeren in de doelgroep die in dit grijze gebied valt. Door hen te begeleiden en coachen, te praten, werkritme op te laten doen en stap voor stap naar werk toe te bewegen. Het zou absoluut helpen als overheden en bedrijven mee zouden denken over deze doelgroep en de bijbehorende uitdagingen. Het zou helpen als er oplossingen komen voor mensen in dit grijze gebied. Ex-gedetineerden vormen één groep, maar er zijn nog tal van andere voorbeelden te bedenken. Het zou een goede stap zijn om af te stappen van het “wel of niet” principe en te erkennen dat mensen met bepaalde problemen nu buiten de boot vallen, maar wel geholpen zouden zijn bij steun. Bijvoorbeeld door subsidieregelingen uit te breiden en te versoepelen. Dat zou meer mensen aan werk helpen. Daar wordt uiteindelijk iedereen daar beter van.
